Lof opt hunebed by Uuntar Lyrics
'k Sta als verbaasd deez' steenmijt aan te schouwen
't Schijnt dat weleer het dappere Hunnenschap
Daar heeft gewild een denk-plaats op te bouwen
Om zo te streven op de eretrap
Neen, 't is 't gestapel waar een drom van reuzen
Door wraak gehitst het godendom bestreed
Door 't bliksemvuur van Mulciber gesmeed
Of 't zijn alleen getorste pyramijden
Of tomben, want dit grove berggewas
Besluit in haar gewelfsel van voortijden
Nog, als bewijs, geheiligde offer-as
Neen, 't is veeleer Natura's marmeren tempel
Waarin zij wil dat men haar godheid eert
En aan de voet haars negentallige drempels
Niets anders dan een lofgezang begeert
Laat Thebe vrij nog pochen op haar muren
Die schier in 't hoog bereikten 't wolkgespan
Dit rotsgevaart zal langer kunnen duren
Geen kracht, hoe groot, haar force kwetsen kan
Kom nimfjes, en gij Drentse herderreien
Bepronk met loof dit Borger steenpaleis
Wil top en kruin met bloemen overspreien
Schenk aan Natuur daarvan haar deel en eis
Ik neurie dan met hese en schorre tonen
('t Zij wat het wil) tot roem der wondere grot
Een loflied en bereid de eiken kronen
Waarmee 'k bepruik het grote keienslot
't Schijnt dat weleer het dappere Hunnenschap
Daar heeft gewild een denk-plaats op te bouwen
Om zo te streven op de eretrap
Neen, 't is 't gestapel waar een drom van reuzen
Door wraak gehitst het godendom bestreed
Door 't bliksemvuur van Mulciber gesmeed
Of 't zijn alleen getorste pyramijden
Of tomben, want dit grove berggewas
Besluit in haar gewelfsel van voortijden
Nog, als bewijs, geheiligde offer-as
Neen, 't is veeleer Natura's marmeren tempel
Waarin zij wil dat men haar godheid eert
En aan de voet haars negentallige drempels
Niets anders dan een lofgezang begeert
Laat Thebe vrij nog pochen op haar muren
Die schier in 't hoog bereikten 't wolkgespan
Dit rotsgevaart zal langer kunnen duren
Geen kracht, hoe groot, haar force kwetsen kan
Kom nimfjes, en gij Drentse herderreien
Bepronk met loof dit Borger steenpaleis
Wil top en kruin met bloemen overspreien
Schenk aan Natuur daarvan haar deel en eis
Ik neurie dan met hese en schorre tonen
('t Zij wat het wil) tot roem der wondere grot
Een loflied en bereid de eiken kronen
Waarmee 'k bepruik het grote keienslot